vrijdag 10 mei 2013

Pollenbroek



Pollenbroek

https://encrypted-tbn2.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcSNjX-5YmUUbLrweX6zuoi3eMlKk5FG3mGXKfVD70Lzp4Dg0H6m

Ik zal het nooit vergeten, 30 april 1987. Koninginnedag en voor mij een nieuw begin. Op 1 mei zou ik namelijk starten met mijn nieuwe felbegeerde baan in het ziekenhuis. Daar wilde ik al zo lang werken. Maar met lichte paniek snoot ik de ene zakdoek na de andere vol, waren mijn ogen zo rood alsof ik een week had lopen janken. Help, ik zou toch niet ziek worden? “Goedemorgen, kunt u me doorverbinden met de directeur patiëntenzorg? Ja, hallo, met uw nieuwe secretaresse. Ik kan vandaag niet komen, ik ben ziek”.  Zie je het voor je? No way.

Ik belde direct naar de dienstdoende huisarts.
“Kom maar naar het spreekuur tussen 10.00 – 12.00 uur” zei een vriendelijke assistente.
Bezweet en kortademig zat ik in de wachtkamer. Mensen schoven al een stoel op omdat ze niet besmet wilden worden met één of ander virus. Al was er in die tijd nog geen sprake van het vogelvirus of de Mexicaanse Griep.
Dokter Hamer had al snel een diagnose gesteld. Met een klap viel de veroordeling tot levenslang. Hooikoorts. Pollen in de lucht, het luchtige voorjaar zou nooit meer hetzelfde zijn.
O, er waren wel medicijnen hoor. Gewapend met oogdruppels, neusspray en slaapverwekkende antihistamine verliet ik de praktijk.
De BeeGees galmen door mijn hoofd en zachtjes zing ik: Highfeever, Highfeever yeah.

Vandaag is het de laatste Koninginnedag. Een nieuwe fase, pas gestart in een andere job.
Dat geldt echter niet voor mijn hooikoorts. Het is nog nooit zo erg geweest. Het vocht komt nu langs alle kanten…. Hier is geen Tena-lady tegen bestand. Terwijl ik aan het wandelen ben met onze hond komt er zo’n enorme niesbui dat ik terug naar huis moet lopen. Mijn broek zeiknat. Terwijl ik een flinke ruk geef aan de hondenriem, het beestje snapt er niks van dat we alweer terugkopen, loop ik tegen beter weten in te wrijven in mijn jeukende ogen. Tranen lopen over mijn wangen. De lente is nu toch wel voorgoed uit mijn leven, als je merkt dat je in de overgang sukkelt en daar de ongemakken gratis bijkrijgt. Hormonen laten je weer voelen hoe is het is om het ene moment te zingen en het andere moment stik chagrijnig te zijn om niks. Janken bij emotionele films. Het lijkt wel op zwangerschap alleen geen leuke baby als beloning dit keer.
Goedbedoelde adviezen van vriendinnen om bekkenbodemspieroefeningen te doen, terwijl je zit, onder het aardappelschillen, tijdens het strijken. Ik knijp me een ongeluk maar telkens als ik moet niezen, voel ik het gaan….. Opnieuw vult een deuntje mijn gedachten: Ain’t no stopping it now….

Morgen maar even afspraakje maken bij de huisarts, dokter van der Plas.
©Elles Jansen, 30 april 2013

dinsdag 30 april 2013

Sprookjes bestaan niet, of toch wel?

inzending schrijfwedstrijd op de schrijverssite Boekvoorhaar.

Opdracht: schrijf het schuin gedrukte verhaaltje verder af. Max 1500 woorden.

 

Met grote tegenzin heb ik mijzelf naar dit themafeest geduwd.

‘Het is goed voor je om er eens uit te zijn,’ moest ik constant, van verschillende vrienden, aanhoren. Doch, hier aangekomen vraag ik mij nog steeds af wat er goed aan zou kunnen zijn. Ik voel mij niet op mijn gemak in mijn outfit, die mijn vrienden mij ongewenst cadeau hebben gedaan, met het oog op dit feest.
Ach, ze bedoelen het goed.

Ik bestel een kop koffie en besluit om het feest braaf uit te zitten. Met een geforceerde glimlach op mijn gezicht kijk ik quasi belangstellend in de rondte. Het is heel moeilijk om als single ergens binnen te stappen zonder dat je de mensen goed kent. En een nieuwe relatie, ik moet er niet aan denken!
Mijn aandacht wordt getrokken door een vermakelijke lach en automatisch zoek ik naar de eigenaar (eigenaresse) van die heerlijke stem. Mijn ogen ontmoeten een bijzonder stel mooie ogen en even staat mijn hart stil. Vergis ik mij? Keken wij elkaar langer aan dan gebruikelijk is?


De muziek uit Duizend en één Nacht vult de ruimte. Het orkest, voor de gelegenheid ook uitgedost in exotische jurken en Dothi-broeken, fonkelende sieraden en een grote tulband op het hoofd van de drummer. De hoge fluittonen betoveren het publiek, een opgewonden geroezemoes vult de ruimte. Met mijn in satijnen handschoenen verpakte hand pak ik een glas champagne van het zilveren dienblad van een passerende ober. Hij kijkt met vriendelijk aan, ik zie een lichte bewondering in zijn ogen als deze langzaam over mijn outfit glijden. Dat geeft me moed. Als je ergens bent waar je niemand kent, is elke vriendelijke blik welkom en een waarderende blik doet wonderen met je zelfvertrouwen. Ik glimlach terug maar besef dat hij mijn mond niet kan zien, de sluier laat niets van mijn gelaat zien. Alleen mijn zwaar opgemaakte ogen zijn zichtbaar. Zorgvuldig heb ik vanavond voor de gelegenheid laag voor laag aangebracht. Eerst zwarte eyeliner en kohlpotlood. Toen goud en glitterpaars met een in water gedoopt kwastje. Ik heb een waar schilderwerkje verricht, al zeg ik het zelf. Totaal onherkenbaar en mijn ogen zijn zo sprekend dat ze het sterkste onderdeel van mijn vermomming zijn geworden.

De prachtige, soepele stof van de oranje jurk valt als een waterval naar beneden. De jurk omsluit mijn borsten om vlak eronder met een strakke brocante band uit te waaieren tot op mijn Turkse muiltjes. Daar ben ik ook gelukkig mee, met mijn muiltjes. Ik sta hiermee stevig op de grond, hoef niet bang te zijn te struikelen op onmogelijke punthakken.  Het zou niet de eerste keer zijn…

Nippend aan mijn champagne, kijk ik om me heen. Mijn ogen volgen de dansende paren op de dansvloer en vervolgen hun weg naar de gasten die vanaf de zijkant toekijken of in gesprek zijn. Niemand staat alleen. Ik voel me terug kwetsbaar worden, de bemoedigende blik van de ober lijkt een eeuwigheid geleden. Opeens gaat er een rilling over mijn rug. Ik voel me bekeken en draai mijn hoofd een beetje naar rechts. Daar zijn ze weer, diezelfde mysterieuze prachtige ogen die de mijne aan het begin van de avond al hadden geraakt. Ze houden opnieuw mijn blik gevangen. Dat is geen toeval meer. Mijn hart maakt een sprongetje, ik schrik van mezelf.

Snel draai ik mijn hoofd de andere kant op en probeer in beweging te komen maar mijn benen voelen als kauwgom. Dit mag niet, ik wil dit niet. Ik ben hier nog niet aan toe.

Ik neem een grote slok uit mijn glas, de alcohol brandt in mijn slokdarm. Het helpt, mijn benen willen weer en ik loop tussen de dansende paren naar de overkant van de zaal. De tuindeuren staan open en ik wandel de tuin in. Frisse lucht. Heerlijk. Een zachte lentebries voert de toverfluiten mee naar buiten. De bezwangerde lucht van in bloei staande kersenbloesembomen vult mijn neusgaten. Ik adem diep in. Langzaam verdwijnt de paniek die ik op voelde komen. Ik maak de sluier los en laat de buitenlucht mijn verhitte gezicht beroeren. Iets verder op staat een bankje en ik ga zitten. Met mijn ogen dicht adem ik diep in en weer uit. Mijn gedachten voeren me terug naar oudjaar. Mijn man had die avond uitgekozen om te sterven. Hij was aan het einde gekomen van zijn krachten, wilde niet meer verder strijden. Jaren heeft hij steeds een stukje in moeten leveren, hij wist dat hij op een dag niet meer zou kunnen ademen. De spierziekte had alles aangetast. Eerst zijn benen, hij kwam in een rolstoel. Toen konden we nog best veel doen. We hebben gereisd en bezochten musea en concerten.

Toen kon hij zijn handen niet meer bewegen, hij had bij alles hulp nodig. Nog steeds gingen we, nu in een gemotoriseerde rolstoel, er op uit. Tot ook dat niet meer ging. Onze wereld moest naar binnen komen in ons huis. Vrienden kwam op bezoek. Brachten verhalen mee uit verre landen, foto’s en videofilms voerden ons mee naar plaatsen die onbereikbaar waren maar toch weer niet.

Een bevriende huisarts heeft hem uit zijn lijden geholpen, hij wou dat ik het nieuwe jaar in zou gaan met een nieuwe start. Een nieuw leven, gedaan met mantelzorg. “Nu wordt het jouw tijd” zei hij vlak voor hij ging. Hij nam de dodelijk cocktail in met een proostend gebaar. “Op jou schat, dank voor alles. Op het nieuwe jaar, gelukkig nieuwjaar.”

Toen het vuurwerk buiten losbarstte was binnen de stilte oorverdovend.
“Mag ik?”
De diepe stem haalde me onmiddellijk terug in het heden. Ik keek op en wist in welke ogen ik zou kijken.
Ik kon geen woord uitbrengen en knikte alleen maar.
Mijn hart bonkt zo hard dat ik ervan overtuigd ben dat hij het kan horen, of anders toch kan voelen op dit houten bankje want ik voel de aarde onder me bewegen.

“Duizend en één sterren” zegt hij en wijst naar de hemel. Inderdaad, de sterren fonkelen om het hardst.
Mijn ogen zoeken de poolster, me inbeeldend dat het Paul is dit op me neerkijkt.
“Ik ken hier niemand, en jij?”
“Ik ook niet.”
“Hoe ben je dan hier verzeild geraakt mooie prinses?”
“Ach, zoals in een sprookje maar dan bedacht door een boze stiefmoeder” zeg ik in een poging het luchtig te houden. De moeder van Paul moest eens weten, de schat. Zij heeft me hier naar toe gedirigeerd onder het mom van “je moet er eens  uit, onder de mensen komen. Paul zou dat ook gewild hebben. De tijd om te rouwen is voorbij. Wees nu eens dankbaar wat Sonja voor je geregeld heb en ga naar dat feest.” De tijd om te rouwen is voorbij! Dat maak ik zelf wel uit.
“Tja boze stiefmoeders, spreek me er niet van, mogen schoonmoeders daar ook voor doorgaan?”
Nu word ik toch wel een beetje nieuwsgierig en kijk opzij. Mijn vragende blik moedigt hem aan om verder te praten.
“Wie denk je dat ik voor moet stellen?”
“Een sultan?”
“Fout, nieuwe poging. Je krijgt er drie.”
“Drie?”
“Ja drie, anders zwaait er wat.”
Ik moet lachen.
“De Sjah van Perzië.”
“Warm, laatste poging.”
“Ik geef op.”
“Nu al? Ik had je toch wel hoger ingeschat. Bang?”
Hij steekt zijn hand uit tot vlak bij mijn gezicht. Ik hou mijn adem in en bedwing te neiging om op te staan en weg te rennen nu het nog kan.
Hij raakt me niet aan, pakt de punt van de sluier en bevestigt deze terug vast met het haakje.
“Zo, anders komt er helemaal niks van.”
Ik kijk hem vragend aan.
“Ik ben Koning Sjahriaar uit Duizend en één nacht. Bedrogen door mijn ex-vrouw.”
Hij zegt het zo serieus dat ik het wel uit mijn hoofd laat om te lachen.

Zijn ogen worden droevig als hij zijn verhaal begint. Hij vertelt het zonder diep in details te treden maar uit alles blijkt dat zijn vertrouwen in de vrouwen een behoorlijk deuk heeft opgelopen. Zijn ex-schoonmoeder is hem altijd blijven steunen. Keurt het gedrag van haar dochter sterk af en gaat niet meer met haar om. Ze houdt zijn huis schoon, vult zijn koelkast met eten en klaargemaakte maaltijden. Ze wast en strijkt en zorgt dat hij niets tekort komt.
“Ze is als een moeder voor me” zegt hij. De zijne is er vandoor gegaan toen hij vijf was.
En nu had zijn schoonmoeder besloten dat het maar eens klaar moest zijn met rouwen. Hij moest maar weer eens op zoek. Ze kende nog wel een leuke vrouw die ook het nodige had meegemaakt. Ze was er jaren over de vloer gekomen als Wijkverpleegkundige voor de verzorging van haar man die inmiddels gestorven was.
Opeens ging er een vonk door me heen. Sonja! Zij had het kaartje voor dit gekostumeerd bal aan me gegeven. Samen met de doos waar mijn jurk en muiltjes in zaten.

“Je moet er eens uit meid. Je kan niet blijven treuren. Dat zou Paul nooit gewild hebben.”
 “Wil jij mijn Scheherazade zijn, en me duizend-en-één verhalen vertellen. Misschien dat ik tegen het eind wel zover ben om vrouwen weer te vertrouwen.” Hij zegt het met een lachje maar toch.
Ik kijk naar de sterrenhemel en zie een vallende ster.
“Ik geloof niet zo in sprookjes” zeg ik terwijl ik opsta.
Hij staat ook op en pakt mijn hand.
“Ik ook niet maar het leven is maar kort. Te kort om onverwacht geluk zomaar te verspillen.”
De gedachte aan nog duizend en één eenzame nachten laten me stilstaan.
“Oké, laten we zien wat het brengt.”

Ik ga op mijn tenen staan, geef hem snel een kus op zijn verbouwereerde gezicht en maak me uit de voeten. Een beetje ongemakkelijk want ik ben door mijn onbehouwen en spontane reactie uit mijn rechtermuiltje geschoten. Ik ren door en bij de deur draai ik me om. Daar staat hij in het maanlicht met mijn muiltje in zijn handen.

Een uitbundige lach borrelt in me op en ik loop zo snel als waardigheid toelaat, de balzaal door naar de garderobe. De vrouw achter de balie heeft in de gaten dat ze snel moet zijn en binnen een seconde ligt mijn jas met tasje voor me gereed. Terwijl ik me naar de uitgang haast vis ik de sleutels van mijn Lelijke Eend uit mijn tasje.

Ik trek aan de pook naast het stuur en prevel een schietgebedje, please start nu. Met een luide knal uit de geroeste knalpijp ontsnapt er een rookwolk uit het achterste van mijn Eend en schokkend kom ze in beweging. Ik zie nog net een gestalte aan komen rennen in mijn achteruitkijkspiegeltje……

 

 

zondag 31 maart 2013

De nieuwe kleren van de keizerin


Kleren maken de man is het gezegde maar vrouwen lopen er toch ook graag tiptop bij. Of niet dan?


Onlangs ging ik solliciteren in mijn lievelingsjurkje. Dat straalde ik waarschijnlijk uit; ik kreeg een uitnodiging voor een tweede gesprek. 
Net op dat moment piepte de lente om de hoek. Temperaturen stegen tot 16 graden. Reden om een nieuwe outfit te kopen. 




Ons dorp heeft er een nieuwe kledingzaak bij voor volslanke dames, onder een zeer toepasselijke naam "That's Me". Eindelijk eens niet drie kwartier moeten rijden maar gewoon vlak bij huis. 
Twee alleraardigste dames, wel in maatje 38, keurden alles wat ik aantrok. Ze waren oprecht kritisch en niet alleen maar met verkoopcijfers bezig. Omdat ik nog steeds een periode van werkloosheid in het vooruitzicht had – tenslotte was ik nog maar een maandje aan het solliciteren – moest ik me beperken tot één setje. Ik had de keuze tussen een heel leuk jurkje met een vestje, waar eventueel nog bruine laarzen onder gedragen konden worden, of hetzelfde vestje met een leuk shirtje en een rokje. Dat laatste was wel een mooie zakelijke combinatie terwijl het jurkje informeler was. De keuze was dus gemaakt. Met de concessie dat de winkeldames het jurkje achter zouden hangen en ik – als ik de baan had – terug zou komen om het alsnog te kopen.

Zaterdags liepen de temperaturen echter terug en als ik één ding apert niet wilde, dan was het wel met huidkleurige oma-panty’s en schoenen onder dat rokje op gesprek. Dus toverde ik mijn creditcard uit mijn tas. De afschrijving is pas aan het einde van de maand (wie hou je voor de gek) en kocht alsnog het jurkje. Maandag was het zover. Ik wou mijn jurkje aantrekken met een donkerbruine panty en laarzen toen ik bij het aantrekken voelde dat er iets niet in de haak was. Haak?

De winkeldames waren zo met me aan het meeleven dat ze vergeten waren het beveiligingslabel te verwijderen. Ik rommelde in het tasje van "That's Me" op zoek naar de bon. Maandag gesloten. Gewapend met schaar, voorzichtig om de stof van de voering niet te beschadigen heb ik het voor elkaar gekregen om het ijzeren pinnetje uit de plastic bol te krijgen. Een collega zei me later dat ik van geluk mocht spreken dat er geen inktpatroon in het veiligheidslabel zat. Ik wist niet eens dat dat ook nog een optie was.
Met de juiste make-up, niet te veel, haar quasi nonchalant – en voor de zekerheid een halve spuitbus haarlak want ik ging tenslotte naar Zeeland – liep ik nog even de slaapkamer van onze oudste zoon binnen.
“Ma, het sneeuwt buiten. Dan kan je echt niet in zo’n lente outfit gaan solliciteren. Waarom trek je je zwarte jurkje niet aan.”
Daar gingen de nieuwe kleren van de keizerin. Terug aan het kapstokje, de kast in.
Eenmaal in de auto inspecteerde ik mezelf nog in het autospiegeltje. Shit, wat een 'blote ogen'. Oeps, Mascara vergeten. Als een gek gebruikte ik mijn tien minuten speling om een naburig winkelcentrum te bestormen en bij de drogist zwarte mascara te kopen. De verkoopster wilde me nog van alles aansmeren.
“Sorry mevrouw, ik heb haast. Moet gaan solliciteren en was m’n mascara vergeten.”
“Denkt u dat dat uitmaakt mevrouw? Daar wordt u echt niet op afgewezen hoor.”
Ik nam het zekere voor het onzekere.
En gelukkig maar.
Ik ben de keizer te rijk, ik ben aangenomen.

Examenstress




Vandaag heb ik examen gedaan. Dat lijkt niets vreemds maar het was een toelatingsexamen voor een sollicitatieprocedure. Als ik de test met goed gevolg heb afgelegd dan mag ik op gesprek komen. Omdat het in Antwerpen was, besloot ik het zekere voor het onzekere te nemen en had ik van mijn huidige werk een QWERTY toetsenbord geleend. Want blind op AZERTY typen zou vast en zeker een onvoldoende opleveren.
Gewapend met mijn toetsenbord en sinds lange tijd weer op hoge hakken bestormde ik de trappen van de parkeergarage want mijn speling van een half uur was al opgeslokt door het drukke verkeer. Gelukkig was het onder de grond nog lekker koel. Hijgend klapte ik de deur naar buiten open en stapte zo uit de donkere ondergrondse, het felle zonlicht in van het heerlijke voorjaarszonnetje. De terrasjes zaten al overvol. Mijn conditie was erbarmelijk slecht en beschaamd liet ik me snel op het muurtje van de airconditioningroosters zakken. Adem in, adem uit. Terug naar de buik.
Ik haalde mijn uitnodigingsmail uit mijn tas om het huisnummer op te zoeken toen een man die naast me een sigaretje zat te roken zei: “Dat is daar mevrouw, schuin aan de overkant van de tramhalte.” Ik keek hem lachend aan en antwoordde verontschuldigend: “Ah, dank u. Even op adem komen. Ik kan toch moeilijk hijgend op een sollicitatieprocedure aankomen.”
“Ik moet daar ook naar toe,” zei de man terwijl hij zijn sigaretje op de grond gooide en doofde met zijn voet. “Maar ik zit hier al even. Ben met de trein gekomen, geen stress, geen files. Lekker relaxed met een bakje koffie.”
Geen Belg dus en ook geen Nederbelg want dan is bakje koffie al lang vervangen door n’n tas koffie.
“Waar komt u vandaan als ik vragen mag?”
“Uit Groningen, vier uur met de trein. Drie met de auto.”
Met hernieuwde belangstelling bekeek ik mijn buurman. Hij droeg een spijkerbroek, had een gouden oorknopje in zijn linkeroorlel (de rechter kon ik niet zien) en had een grote rieten strandtas bij met bruine lederen hengsels.
Het was eruit voor ik het wist: “Voor welke functie gaat u solliciteren?”
“Directiesecretaris bij de Gemeente.”
“Wat toevallig, ik ook.”
We stonden op, het was inmiddels kwart over vier. Tijdstip van ontvangst. Aanvang van het examen was om half vijf. We liepen samen de trambaan over, tussen de auto’s door en meldden ons als een koppeltje bij de receptie. De dame zat met een dikke trui in een hokje van ongeveer twee bij twee. Ik kreeg het al warm van alleen maar naar haar te kijken. We moesten onze naam invullen in het register en werden naar de lift doorverwezen, 8e verdiep.
De lift was erg klein, het ging net. Boven stapten we zo een kantoortuin in. Het uitzicht was adembenemend maar lang konden we er niet van genieten. We volgden een medewerkster en kwamen in een vergaderkamer. Er zaten zo’n 7 dames aan een grote tafel, steeds één stoel ertussen. Tegen het afkijken natuurlijk.
Er was maar plaats voor acht dus mijn eerste concurrent werd afgevoerd, naar een ander zaaltje. Mannen en vrouwen gescheiden.
Verwachtingsvol keek ik naar de computersnoeren die uit de gaten in de tafels staken. Zouden de laptopjes nog binnengebracht worden?
Op tafel lagen acht groene portfolio’s en enkele velletjes blanco A-vier. De medewerkster legde uit wat de bedoeling was. We kregen precies een uur om een postbakoefening uit te voeren. Dit ging volledig anoniem, onze naam mocht nergens op de papieren voorkomen. Als we klaar waren moesten de papieren in de bruine grote envelop en daarna kon onze naam op een papiertje worden ingevuld en in het aangehechte kleine envelopje gestopt.
Ons examen zou anoniem beoordeeld worden en pas als het cijfer genoteerd was, werd onze naam toegevoegd.
Ik schoot nog net niet in de lach. Daar zat ik, in mijn mooiste kleedje (jurkje voor de Nederlanders) met mijn QWERTY toetsenbordje in mijn tas. Ik had beter een uitveegbare pen van de kinderen in mijn tas gestopt. De hoeveelheid werk die verricht moest worden loog er niet om. Alle opdrachten waren gericht aan een zekere L die met de noorderzon vertrokken was en waar ik (lees mijn mede conculega’s) eigenlijk door ingewerkt zou worden. Volkomen op jezelf geworpen in een denkbeeldige gemeente moesten we mails beantwoorden, vergaderingen inplannen, afspraken maken, problemen oplossen, klachtenbrieven beantwoorden enzovoort. Mailtjes moesten op het ene formulier ingevuld worden en andere zaken op het memo blad. Twee blanco maand-uitdraaien van outlook waren de agenda.
Back to basis. Of loopt België dan toch daadwerkelijk achter zoals de Nederlanders beweren en ik altijd met hand en tand verdedigde? Met kramp in mijn vingers van het schrijven probeerde ik de race tegen de klok te overwinnen. Wat miste ik mijn toetsenbord waar je soms je gedachten nog even kon terugdraaien met de backspace toets of een foutje kon herstellen met delete.
Ik hoopte dat er geen verborgen camera’s in de zaal hingen want mijn rode wangen zouden wel eens op examenstress kunnen duiden. Maar gelukkig zijn camerabeelden altijd zwart-wit. En het was geen stress maar opwinding. Ik leefde! Was uit mijn winterslaap ontwaakt. Wat vond ik het leuk.
De deadline werd niet gehaald, slechts door één van ons. Geruststellend sprak de medewerkster ons toe. Zijzelf had destijds de test ook niet afgekregen. Het was opzettelijk zoveel om te testen of we stressbestendig waren en prioriteiten konden stellen. Daar ben ik hopelijk dan toch voor geslaagd.
Voor de rest moeten we gewoon afwachten. En dat tempo ligt dan weer iets lager, op ambtenarenniveau zullen we maar zeggen.
©Elles Jansen, 6 maart 2013

vrijdag 8 maart 2013

Reizend verlangen


inzending lezerscolumn Metro krant (februari 2013)

Reizend verlangen


Gretig dwalen je ogen over me heen. Als je klaar met me bent, lik je aan je vingers en sla je me over. Dan beroer je de volgende. Net zo makkelijk. Ik probeer niet jaloers te zijn. Positief te blijven en praat mezelf moed in.
Je moet weten dat ik me vereert voel dat jij mij een blik hebt waardig gekeurd. Dat je mij de moeite vindt.
En hopelijk blijf ik nog in jouw gedachten hangen vandaag. Heerlijk lijkt me dat. Misschien laat ik je niet meer los, sta je morgen op met een sluimerend verlangen dat je me opnieuw zult treffen in deze trein. Wees gerust, ik zal hier zijn, dat beloof ik. Want ook mijn hart klopt vol verwachting.
Wie wil er niet begeert worden, of bewonderd. Iemand tot tranen roeren, wellicht laten lachen. Doordringen tot andermans ziel, een gelijkgestemde. Of juist prikkelend naar meer van het onbekende.
Vandaag hunker ik naar een nieuwe uitdaging met jou, je buurman of je overbuurvrouw. Geen voorkeur voor sekse of leeftijd. Dat klinkt wel raar hé? Denk daar maar eens even rustig over na bij je heerlijk geurende bekertje koffie.
Je gaat me verlaten straks, als je bij je eindbestemming bent. Of misschien neem je me mee.

De trein mindert vaart, ik voel de tocht al langs me strijken als de tussendeuren open gaan.
Je hand strijkt over mijn aangezicht en ik weet mijn lot al zodra je opstaat en me geen blik meer waardig keurt.
De trein stopt. Mensen lopen me voorbij. De dame tegenover mij blijft zitten, ze is druk in de weer met haar mobiele telefoon. Ze is aan het What’s Appen of ze heeft duizend gratis sms’jes want het bliept de hele tijd. De “nieuwe tijd”, Social Media. Het heeft ook het fysieke contact met mij op een ander level gebracht.
Daarom is deze dag voor mij zo belangrijk. Mijn eerste publieke optreden voor onbekenden, voor wildvreemden. En de kunst is jou het gevoel te geven dat ik je ken, dat jij jezelf in mij herkent. Dat is de uitdaging. Ik ga er een nachtje over slapen. En hoop met heel mijn wezen, dat jij vaker mijn blog in Metro zult lezen.

Elles Jansen, 25 februari 2013 

maandag 25 februari 2013

Even afstoffen


 

Het was zeker vijf jaar geleden dat ik voor het laatst een sollicitatiebrief had geschreven Maar deze functie die voorbij kwam snellen via Jobrapido was te mooi om waar te zijn.

Bij een uitgeverij in Antwerpen werd een secretaresse/redactrice gezocht. Mijn vingers vlogen over het toetsenbord. In een half uurtje had ik, al zeg ik het zelf, een zeer originele maar ook gedurfde brief. Het kon twee kanten op gaan. De lezer zou gecharmeerd zijn van mijn lef en zijn of haar interesse zou direct gewekt zijn; …. Of ik zou direct in de prullenbak terecht komen.

Mijn CV werd “afgestoft” en een beetje opgesmukt met vaardigheden waarin in het profiel om gevraagd werd.

U zult het niet geloven, nog geen drie uur na het verzenden van mijn mail werd ik gebeld. Of ik tweede kerstdag op sollicitatiegesprek kon komen. Tweede Kerstdag?! Natuurlijk mevrouw. Geen probleem. “Kwam ik met openbaar vervoer of met de auto?”

Nu brachten wij de kerstdagen door aan de kust dus was de auto wel aanlokkelijker.
In dat geval mocht ik de dag na Kerst komen.
Nou mijn feestdagen konden niet meer stuk natuurlijk. Ik was zo opgewonden als een klein kind voor pakjes onder de boom.

Omdat ik zo lang niet gesolliciteerd had, kon een kleine voorbereiding geen kwaad natuurlijk. Ik leerde de hele website uit mijn hoofd, alle titels van de boeken en ik was zelfs de bibliotheek ingedoken om me te verdiepen in enkele door mijn hopelijk toekomstige werkgever, uitgebrachte boeken.

Op 27 december was het zover. Ruim op tijd parkeerde ik mijn auto in een smal straatje ergens in de buurt van Zuid. Nog een laatste check in mijn binnenspiegeltje en mijn lippenstift bijwerken. Ik stopte voor zeker drie uur geld in de parkeermeter en stak de straat over. Op nummer 60 keek ik aarzelend naar de afgebladderde, vergeelde witte deur.

Er hing een klein briefje met kriebelhandschrift waarop toch echt de naam van de uitgeverij stond en de aantekening dat wanneer er niet werd opengedaan men zich kon melden bij het magazijn, schuin aan de overzijde.

Ik belde aan. Na enkele minuten ging de deur open. Een vriendelijke juffrouw vroeg mij haar te volgen. We liepen een rode loper op en gingen daarna weer een trap af en kwamen op een binnencoer. Toen weer een andere trap op.

Boven aan deze trap was de overloop bedolven onder ordners en boeken. Er stond een ouderwets theeserviesje op een dienblad. Het leek wel antiek.
Ze klopte op een grote dubbele houten deur, en we gingen naar binnen.

Ik zag een oudere man in een overhemd met korte mouwen. Zijn armen waren spierwit en de blauwe aderen lagen dik op zijn handen. Hij zat aan een antiek eikenhouten bureau, wat bezaaid was met stapels manuscripten. In de boekenkast zag ik ordners staan met op de rug jaartallen uit de jaren zestig. Op zijn bureau stond een oude plant, ooit een orchidee.
In gedachten zag ik mezelf op mijn eerste werkdag al met een nieuwe vrolijke plant binnenkomen.

Stapels boeken lagen op de grond tot aan het plafond. Tussen al die oude boeken lag een modern foldertje met de laatste aanbiedingen. Ze gaven zo’n 56 boeken per jaar uit. Dat is toch meer dan één per week.

Het meisje ging achter haar eigen bureau zitten, daar stond de enige computer in het kantoor.

De oude man, ik noemde hem Roald Dahl, was de baas! Hij ging nog tweemaal per week met zijn auto naar Brussel en Brugge om zijn boeken te verkopen aan de boekhandel. Zijn ouders waren de uitgeverij begonnen en hij had het overgenomen. In 1960 was hij naar dit pand verhuisd. Dat was mij al duidelijk geworden.  Hier mocht wel even iemand een en ander afstoffen.

Het was een leuk gesprek. Tijdens de overtocht naar het magazijn hoorde ik dat Meneer al 75 jaar was. Het bood nu niet echt een stabiele toekomst maar alles wat ik daar kon leren was meegenomen. Helaas ben ik het niet geworden. Er waren meerdere kandidaten met ervaring in de uitgeverijwereld en dat kon ik niet bieden. Wel een originele brief volgens Meneer. Dat dan weer wel.

 

©Elles Jansen

Job gezocht


Na vijfentwintig jaar word ik volgende week werkeloos. Help! Ondanks de premie die mijn baas met pijn in zijn hart (door mijn gedwongen vertrek of het geldbedrag) beloofd heeft en waarmee ik het wel een half jaartje uit kan zingen, slaat de paniek toe. Eén van mijn belangrijke pijlers valt weg.



Gelukkig heb ik de liefde nog en een redelijke goede gezondheid en mijn kinderen (alles in willekeurige volgorde). Maar van de liefde kan je niet leven dus er moet brood op de plank komen. En geld in het laatje.

Het nieuwe solliciteren is natuurlijk via internet. De zoekmachines roepen dat ze mijn droomjob zo kunnen vinden. Vol goede moed meld ik me aan. Jobrapido, Stepone, Monsterboard, Jobat, vdab. Het zijn er teveel om op te noemen. Je hoeft je mailadres maar in te vullen en bij trefwoorden het soort job dat je zoekt en iedere ochtend stroomt je mailbox binnen met allerlei jobs.

Het verbaast me iedere dag opnieuw dat ik bijvoorbeeld bij locatie Antwerpen heb ingevuld maar banen krijg te zien in Brussel, Brugge, Gent, Hasselt, Vilvoorde en zo verder.

Ook het woord secretaresse kom ik maar zelden tegen. De meest vreemde functies worden me aangeboden.

Met enige weemoed verlang ik terug naar de ouderwetse Gazet waar ik enkele pagina’s vol advertenties door kon lezen en met rode stift een cirkeltje kon zetten rond de perfecte job en met blauw of groen de tweede opties.

Als je dan eindelijk wat gevonden hebt dan is het nog niet zo eenvoudig hoor om je brief op de juiste plek te krijgen. Eerst moet je een CV aanmaken of inlezen. Dat valt nog mee. Dan moet je inloggen en nog veel meer gegevens invullen en dan heb je nog een vakje waar je in min en max 250 woorden aan kan geven waarom jij juist die persoon bent die ze zoeken.

Soms krijg je in je inbox het hele formulier terug als bevestiging. Dan zie je dat je lay-out helemaal niet meer zo is als je eerst had ingegeven. Voor een secretariële functie niet geheel onbelangrijk. Het oog wil ook wat en je presentatie moet top zijn.

Dan begint het wachten. Gelukkig kan je op iedere smartphone ook je mail uitlezen. Het wachten van de post op de mat is verleden tijd. Dat zou rust moeten brengen, dat je nu op ieder moment van de dag je post kunt ontvangen. Met het grote verschil dat je niet weet wanneer je post bezorgd gaat worden en je om de haverklap je gsm checkt. En dus een hele dag slecht gehumeurd rondloopt omdat je nog niets gehoord hebt.

Gek word je ervan, van dat wachten.
En sommige bedrijven hebben niet eens de beleefdheid om je een afwijzing te sturen. Weken wacht je ongeduldig af.

Ook wil ik nog wel even wat kwijt over de afschrijvingen. Sommigen zijn zeer kort en onpersoonlijk. Anderen prijzen je om je ervaring maar zeggen dan zeer beleefd dat het ze spijt om je te melden dat je ondanks alle goede punten toch niet uitgenodigd wordt. De eerste keren heb ik gebeld, of teruggemaild met de vraag waarom ik afgewezen wordt.

En dat is wat ik alle wanhopige werkzoekende nu mee wil geven. Ze verzinnen om het even wat om je af te wijzen. Daar word je onzeker van. Laat het niet gebeuren. Maak het niet persoonlijk. Het haalt je gedrevenheid weg en dat ga je uitstralen. Leg het opzij en richt je op de volgende. Ergens is er een baan voor jou. Het duurt even en soms wel maanden. Maar het komt, zolang je maar positief blijft.

Succes aan ons allemaal.

 

Februari 2013 / Elles Jansen